De aanvraagperiode voor de NOW-subsidie loopt vanaf 6 juli 2020. De aanvraag kan worden ingediend tot en met 31 augustus 2020, hetgeen opmerkelijk is nu NOW 2.0 ook over september wordt verleend.
De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de mate van omzetverlies en bedraagt maximaal 90% van de loonsom over maart als sprake is van een omzetdaling met 100%. De omzetdaling wordt berekend over de periode juni, juli en augustus. De uitkering wordt verhoogd met 40% ter compensatie van pensioenlasten en sociale lasten. Loon uit vroegere dienstbetrekking telt niet mee in de grondslag voor de berekening van de subsidie. Ook kostenvergoedingen, waaronder bijvoorbeeld de 40%-vergoeding voor ingekomen of uitgezonden personeel, behoren niet tot de grondslag waarover de subsidie wordt berekend.
De regeling geldt alleen voor verzekeringsplichtige werknemers voor hun loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. De regeling geldt zowel voor werknemers met een contract voor onbepaalde tijd als werknemers met een contract voor bepaalde tijd en zowel voor werknemers met een flexibel als een vast contract. Ook loon voor werknemers in fictieve dienstbetrekking telt mee. Payrollbedrijven kunnen eveneens van de regeling gebruikmaken, mits zij zelf een omzetverlies van 20% of meer hebben. Het payrollbedrijf mag voor de berekening van zijn eigen omzetdaling geen rekening houden met het omzetverlies dat zijn opdrachtgevers lijden.
Indien voor het concern de omzetdaling minder dan 20% bedraagt, kunnen individuele concernonderdelen, mits dat rechtspersonen zijn, de NOW-subsidie aanvragen.
Er wordt alleen uitgegaan van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking over maart 2020. Uitkeringen die onder de duiding loon uit vroegere dienstbetrekking vallen, komen dan ook niet voor de tegemoetkoming in aanmerking.
Als werknemers op grond van de Verordening nr. 883/2004 in Nederland niet verzekerd zijn terwijl zij hier wel wonen, kan hun loon niet tot de subsidiegrondslag worden gerekend.
De voor de werknemersverzekeringen niet verzekerde dgavalt niet onder de regeling. Omdat een koppeling is aangebracht met verzekeringsplicht, zijn behalve de dga ook andere, niet verzekerde werknemers (bijvoorbeeld oudere werknemers) van de regeling uitgesloten. Dit geldt ook voor de partner van de dga die niet is verzekerd.
Na de aanvraag wordt een voorschot uitbetaald op grond van in principe tweemaal de loonsom in maart 2020. De werkgever dient na de aanvraag van de subsidie weer om een definitieve vaststelling te vragen. Die definitieve vaststelling wordt in principe gebaseerd op de feitelijke omzetdaling in de bij de aanvraag gekozen meetperiode en de loonsom over maart 2020, rekening houdend met de daling daarvan in de periode juni tot en met september 2020. Bij de definitieve vaststelling kan blijken dat de werkgever een bedrag bijbetaald krijgt of dient terug te betalen. Met name bij een lagere loonsom of als sprake is van ontslag om bedrijfseconomische redenen, kan bij de definitieve vaststelling blijken dat een terugbetaling aan de orde komt. In die gevallen is namelijk voorzien in een meer dan evenredige terugname van de omvang van de subsidie.
In de periode waarover de tegemoetkoming wordt ontvangen, mogen werknemers weliswaar om bedrijfseconomische redenen worden ontslagen, maar dat leidt dan wel tot een meer dan evenredige vermindering van de NOW-subsidie. In bepaalde omstandigheden kan bij bedrijfseconomisch ontslag een boete gelden van 5% van de loonsom.
Indien de loonsom over de periode juni tot en met september lager is dan viermaal de loonsom over maart, wordt de subsidie meer dan evenredig verminderd. Dit is expliciet beoogd door de regelgever. Bij ontslag om bedrijfseconomische reden is de meer dan evenredige vermindering het grootst.
Op de werkgever rust een inspanningsverplichting om de loonsom zo veel mogelijk gelijk te houden. Een harde eis is dit echter niet. Wel leidt een verlaging van de loonsom tot een meer dan evenredige vermindering van de subsidie. (NB Een hogere loonsom in de periode juni tot en met september leidt niet tot een hogere subsidie, omdat de loonsom in maart bepalend is voor de maximale hoogte van de subsidie.)
Als een werkgever gedurende de viermaandperiode onverhoopt in staat van surseance of faillissement komt te verkeren, zal de omzet veelal beduidend lager zijn en zal de subsidie dus enerzijds hoger worden vastgesteld. Tegelijkertijd zou een faillissement in de periode maart tot en met mei tot gevolg hebben dat de loonsom lager zou worden en dat de subsidie dus meer dan evenredig zou worden verminderd. Ten opzichte van een verstrekt voorschot zou dan per saldo een terugbetaling aan de orde kunnen zijn. Deze vordering valt dan in de faillissementsboedel.
De werkgever verwacht ten minste 20% omzetverlies vanaf 1 juni 2020. Het gaat om het gezamenlijke omzetverlies over een door de werkgever te kiezen viermaandperiode in het tijdsbestek juni tot en met september 2020. De eerste dag van die viermaandperiode dient te liggen in de maanden juni tot en met september 2020. Als gebruik is gemaakt van NOW 1.0, dient de meetperiode voor het omzetverlies aan te sluiten op de meetperiode die is gekozen voor NOW 1.0.
Het is mogelijk dat werkgevers een dergelijk omzetverlies lijden, maar desondanks niet in financiële of liquiditeitsproblemen komen omdat zij over ruimschoots voldoende vermogen beschikken. In dat geval is de vraag of recht bestaat op de regeling. De tekst van de regeling is over dit laatste niet duidelijk. De toelichting is daarover op onderdelen tegenstrijdig. In ieder geval zal in die omstandigheden op grond van het doel van de regeling zoals geformuleerd in art. 3 een uitkering niet voor de hand liggend.
Voor ieder loonheffingennummer dient een afzonderlijke subsidie te worden aangevraagd. Voor de bepaling van de omzetdaling dient evenwel de omzet van de gehele onderneming of van de gehele relevante groep in aanmerking te worden genomen. Men kan derhalve niet de omzet nemen zoals die geldt voor het onderdeel waarvoor een apart loonheffingennummer geldt. Ondernemersorganisaties vragen om aanpassing van deze methodiek, maar het is de vraag of daaraan tegemoet wordt gekomen. Vooralsnog is daarvan geen sprake. Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid de NOW-subsidie voor individuele werkmaatschappijen aan te vragen omdat het concern minder dan 20% omzetdaling heeft, behoeven de aanvragende werkmaatschappijen niet dezelfde periode te kiezen.
Voor aanvragen met een voorschot van € 100.000 of bij definitieve subsidies van € 125.000 of meer, is een accountantsverklaring vereist. Voor de toetsing aan die bedragen wordt niet uitgegaan van de aanvraag per loonheffingennummer, maar van de totale subsidie die het concern ontvangt. Bedrijven die op grond van artikel 6a van de regeling gebruikmaken van de mogelijkheid om de omzetdaling op werkmaatschappijniveau te bepalen, zullen op grond van artikel 14 lid 3 van de subsidieregeling altijd een accountantsverklaring moeten overleggen.
Daarnaast zal – als geen accountantsverklaring overgelegd hoeft te worden – bij het verzoek om vaststelling van een subsidie met een voorschot boven de € 20.000 of een vaststellingsbedrag boven de € 25.000,-, een verklaring van een derde overgelegd moeten worden die de omzetdaling bevestigt. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een administratiekantoor, financieel dienstverlener of brancheorganisatie. De Belastingdienst vraagt een dergelijke derdenverklaring ook bij uitstel van betaling bij bijzondere omstandigheden.
Voor werkgevers gaat een inspanningsverplichting gelden om personeel te laten bij- of omscholen.
Heeft u vragen over de nieuwe regeling? Neem dan gerust contact met ons op.